I. pelde, h. gepeld (van de pel ontdoen, Z.-N. vervellen): een noot pellen, een ei gepelde garnalen, zegsw.: zie ei(tje).
II. o. pellens (een soort van stof; kostbaar zijden of ander weefsel; thans inz. linnen [of: halflinnen] weefsel met een klein werkje, blokjes, oogjes enz. [in tegenstelling met damast] voor servetten, handdoeken enz.).