v. pezen (1 in het alg. zenuw; ontl. taai, niet samentrekbaar uiteinde van een spier, waarmede deze aan de beenderen is vastgehecht; 2 snaar, snoer van ineengedraaide of saamgevlochten darmen of draden; in het alg. koord, snoer; 3 Z.-N. oorveeg):
1. krachtige pezen;
2. de pees van de boog; zegsw. hij heeft meer dan één pees op zijn boog, verweermiddel, argument;
3. iem. een pees geven.