stemde overeen, h. overeengestemd (overeenkomen, van hetzelfde gevoelen zijn; gelijk zijn aan; bij elkander behoren; gelijkenis vertonen; kloppen met, corresponderen): deze vrienden stemmen in alles overeen, d.i. zijn van hetzelfde gevoelen; dat stemt niet overeen met uw woorden;
overeenstemming
v.: tot overeenstemming komen, tot gelijkheid van zienswijze mening; dat is daar niet mee in overeenstemming; in overeenstemming met de feiten;
overeenvallen
viel overeen, i. overeengevallen (Z.-N. over elkander vallen),
overeenzitten
zat overeen, h. overeengezeten: Z.-N. met de armen overeenzitten, niets doen.