droeg over, h. overgedragen (1 afstaan in eigendom, doen overgaan; overgeven; 2 oververtellen; 3 overbrengen; van de ene plaats naar de andere dragen):
1 zijn neef al de rechten op de erfenis overdragen; een schuldvordering aan iem. overdragen;
2 iets aan iem. overdragen;
3 draag dit even over; een rekening overdragen, van het ene boek in het andere schrijven.
overdreven
bn., bw. (buitensporig): al, wat hij schreef, was erg overdreven, vergroot, meer dan werkelijk; een overdrevene beleefdheid, overdreven zorg, al te grote; hij is overdreven nauwgezet, al te.