v. (orgelspel; muziekstuk voor e. orgel);
orgelpijp
v. -en (een der pijpen van het orgel): de orgelpijpen in de St. Pietersberg, orgelpijp vormige holten;
orgelpunt
o. -en (muz. punt met boogje boven e. noot, tot aanwijzing, dat zij aangehouden moet worden ; ook: lang aangehouden noot, terwijl de melodische en harmonische figuren in de bovenstemmen voortgaan);
orgelregister o. -s (muz. rij v. pijpen in een orgel);
orgelspel
o.;
orgelspeler
m. -s;
orgeltoon
m. -tonen (geluid, door een orgel voortgebracht);
orgeltrapper
m. -s; zie orgel (trappen).