v. -s (Fr. ordre: 1 bevel, lastgeving; dienst; 2 opdracht, bestelling; 3 persoon, die tot uitbetaling iem. vervangt of voor hem tekent):
1 de kapitein gaf luidkeels zijn orders; er kwam order op order, tal van bevelen; zegsw. tot nader order, eig. tot nadere lastgeving, tot later; ik ben tot uw orders, tot uw dienst; nog iets van uw order?
2 volgens order ontvangt u hierbij de balen koffie;
3 postwissel: aan den heer X of order; aan eigen order; aan de order van;
orderboek
o. -en (handel: boek, waarin orders worden genoteerd);
orderbriefje
o. -s (rechtst. een gedagtekend en ondertekend geschrift, waarbij iem. zich verplicht om de daarin uitgedrukte geldsom aan de order van een ander te voldoen met erkenning van genoten waarde of van waarde in rekening; in het alg. betaalbriefje), ook: order-biljet, o. -biljetten; zie acceptatie.
