I. mieterde, heeft (1), is (2) gemieterd;
1. gooien, smijten: iem. de deur uit mieteren;
2. met geweld, tuimelend vallen: hij is van de trap gemieterd; plat.
II. zie mieter (II): zegsw. wat kan ’t mij mieteren! schelen; plat.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
I. mieterde, heeft (1), is (2) gemieterd;
1. gooien, smijten: iem. de deur uit mieteren;
2. met geweld, tuimelend vallen: hij is van de trap gemieterd; plat.
II. zie mieter (II): zegsw. wat kan ’t mij mieteren! schelen; plat.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: