I. v. -s; (Lat. mater = moeder): peet, vrouw, die een kind ten doop houdt, doopmoeder, peettante.
II. m. -s;
1. iem., die meet, inz. beëdigd ambtenaar: meters van schepen;
2. lengtemaat, ± 40-millioenste deel van de omtrek der aarde, gemeten over de beide polen; het voorwerp, waarmee gemeten wordt: de meter is de grondslag van het metrieke stelsel; de vierkante meter of m2; een houten meter;
3. afk. v. gasmeter enz.: de meter is bevroren.