lonkte, h. gelonkt (1 enigermate scheelzien; 2 een korte vriendelijke, soms zijdelingse blik of dergelijke blikken op iem. werpen inz. in toepassing op verliefde of verlokkende blikken):
1. enigsz. gew. zij lonkt wat;
2. zoet lonkende sirenen; lonken naar, op.