I. (delfstof, donkergrijs en dunbladig gesteente)
1. (stofn.), o.;
2. (voorwerpsn.), v. leien, leitje: schrijven op leien; een kerkdak met leien gedekt; zegsw. een schone lei hebben, a) de schuld afgedaan hebben, b) zonder precedenten of zonder schuld.
II. v. lei’s (munt in Roemenië, ± ƒ 0.48).
III. v. leien (Z.-N. laan, avenue): de schone de Keyserlei te Antwerpen.
IV. (manier, soort), alleen in samenstell.