I. v. -en; ontl. het vlezige achterdeel van het onderbeen; (misschien = kuit II.)
II. v., gew. ook o. -en; viszaad, viseitjes: kuit schieten, haring zonder kuit; verg.
maatjesharing; zegsw. zie haring.
III. kuit(e), v.; (Z.-N. of vero.) biersoort.