bn., bw.; krommer, -st; gebogen, tegenst. van recht: een kromme spijker, lijn, sabel; het pad loopt erg krom, bochtig; zich krom werken; fig. zich krom lachen, zich een bult lachen; zegsw. kromme sprongen maken, buitensporig, losbandig leven, te veel geld verteren; spreekw. Het geld, dat stom is, maakt recht wat krom is, met geld kan men het recht buigen, geld regeert de wereld; dat is krom, a) dwaas, b) ongeoorloofd, verkeerd.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk