I. v.; gedroogde en fijngemalen meekrapwortel; meekrap; (I = waarsch. II)
II. v. krappen; slot, kram aan een boek; varkensrib zonder vet er aan.
III. bw. nauw(sluitend); bekrompen; schraal; ter nauwernood: mijn jas zit wat krap,
nauw; iem. krap houden.
IV. v. krappen; (Z.-N.) (druiven)tros.