Gepubliceerd op 11-11-2021

kast

betekenis & definitie

v. kasten (Duits: Kasten; 1 losse of vaste getimmerde bewaarplaats; staand meubel met deuren of laden; vast getimmerte tegen de wand, muurkast; 2 met een deur of met deuren gesloten afdeling v. of in e. meubel; 3 [ijzeren, houten] beschermende bedekking van iets; 4 gevangenis; 5 oud vervallen gebouw, voer- of vaartuig; rammelkast; 6 studentenkamer):

1 een boekenkast, de porseleinkast; heeft dit huis veel kasten? met twee kasten in de muur;
2 de kastjes van het bureau;
3 het toestel is door een ijzeren kast omgeven, z. r a d e r k a s t;
4 hij heeft in de kast gezeten, z. k a s;
5 wat een kast van een gebouw; een rammelkast van een reiswagen;
6 een fuif geven op zijn kast.

Opm. kas en kast worden dikwijls door elkaar gebruikt: een groot dik uurwerk met twee kasten over elkaar, z. k a s II 1; in het kastje staan, z. k a s j e.

< >