Gepubliceerd op 11-11-2021

goddelijk

betekenis & definitie

I. bn. (1 de natuur van een godheid of van de godheid hebbende; 2 aan een godheid eigen; 3 van God afkomstig; 4 verheven, zeer schoon, heerlijk):

1. de goddelijke Meester;
2. de goddelijke natuur; goddelijke eer; de goddelijke voorzienigheid;
3. de goddelijke openbaring, het goddelijk recht der overheid;
R.-K. de drie goddelijke deugden, geloof, hoop en liefde;
4. de goddelijke schoonheid der lente.

II. bw. (overheerlijk, verrukkelijk inz. met schoon, moot, lekker): goddelijk schoon; zij zingt goddelijk.

< >