I. m. en v. -n (1 een persoon, die tegenwoordig is of was hij een handeling of gebeurtenis, op verzoek van hem, die deze handeling verricht of op last van het openbaar gezag te wiens overstaan zij verricht wordt, om later te kunnen bevestigen, dat ze heeft plaatsgehad; 2 iem., die tegenwoordig was bij een gebeurtenis of handeling, zonder er in betrokken te zijn; 3 iem. of iets, waarop men zich kan beroepen [voor den rechter]; persoon, die voor den rechter een verklaring aflegt voor of tegen een beklaagde):
1. iem. als getuige vragen bij zijn huwelijk; de (notariële) akten worden verleden voor een notaris in tegenwoordigheid van twee getuigen; België: rechtst. getuige in akten, notarieel getuige, getuige over akten, die eenvoudig bevestigt, wanneer de notaris dit niet kan doen; 2. ik was er getuige van, dat hij u dreigde met een stok; met iem. zonder getuigen spreken, d. i. onder vier ogen; zie ooggetuige;
3. er werden vele getuigen opgeroepen; de rechter kan een getuige wraken, afwijzen; een bewijs door getuige; één getuige is geen getuige, de verklaring van één getuige zonder ander bewijs heeft in rechten geen kracht; zie ook à charge en décharge;
II. o. -n (1 getuigenis, getuigschrift inz. van ondergeschikten, alleen in het mv.; 2 iets, dat als bewijs kan dienen,waaruit iets blijkt): een chauffeur, van goede getuigen voorzien; 2 in het begin v. een zin: er is hier hevig gevochten, getuige al het bloed daar.