bn. (1 ogen hebbende, zoals in de bepaling is uitgedrukt; 2 wapenk. met ogen v. e. andere kleur dan het lichaam):
1. blauw geoogd, zwart geoogd zijn; fig. de fraai geoogde pauwstaart, met vlekken, die op ogen gelijken;
2. wapenk. vissen, geoogd van rood.