o. -en (1 trillende beweging der lucht, door het gehoororgaan waargenomen; 2 inz.
klank of klanken door enig lichaam voortgebracht):
1. het geluid voortplanten;
2. een zacht geluid, de geluiden der dieren; nat. het geluid beweegt zich in alle richtingen rechtlijnig voort met een snelheid van ± 333 m per seconde; spreekw. Ledige vaten maken het meeste geluid; z. vat II 1; nog: ik heb nooit zijn geluid gehoord, hem horen spreken.