o. (1 het aanhoudend opeen- of samendringen; 2 een dringende mensenmenigte):
1. de politie belette elk hinderlijk gedrang; een geweldig gedrang;
2. in ’t gedrang zijn; fig. in ’t gedrang komen, in verlegenheid, in een benarde toestand; ik blijf liefst uit ’t gedrang, buiten spel.