Gepubliceerd op 11-11-2021

flets

betekenis & definitie

I. fletser, fietst, Lat. flaccus, lbn. (1 niet helder, niet fris (van kleur]; flauw-grijswit; 2 van personen: ongezond bleek of vaal; 3 van licht, van ogen: niet helder, bleek, flauw; mat; 4 Z.-N. smakeloos):

1. fletse kleuren;
2. een lange fletse lummel; fletse wangen;
3. fletse ogen;
4. Z.-N. flets brood, vlees;

II. bw. (1 met vale, onfrisse kleur; 2 met weinig helder licht, glans; 3 Z.-N. zonder smaak);

1. er flets uitzien;
2. flets uit zijn ogen kijken, weinig levendig;
3. Z.-N. flets smaken;

III. v. -en (Z.-N. eierpannekoekje).

< >