Lat. buiten;
I. bw. (1 boven het gewone; 2 bijzonder goed):
1. drie gulden extra verdienen;
2. het ging extra de eerste dagen.
II. bn. onbuigbaar (buiten of boven de gewone regel; boven hetgeen men verwacht, iem. toekomt): hij zoekt een extra gulden te verdienen; een extra-trein; extra-blad, bijblad; extra-dividend, bedrag, uitgekeerd boven het gewone dividend.
III. o. extra’s (gift, onthaal, inkomst, uitgave buiten de gewone regel, onverwacht, inz. mv.