Fr. excentrique, Lat. excentricus.
1. bn., bw. (uitmiddelpuntig; meestal fig. ongewoon, zonderling, buitenissig): een excentriek kunstenaar, zich excentriek gedragen;
2. o. excentrieken (schijf in machines, die om een punt draait, buiten haar middelpunt gelegen en gewoonlijk gebruikt om ten ronddraaiende beweging in een heen en weer gaande om te zetten).