Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie W
- windkracht
- windkussen
- windlade
- windmaker
- windmeter
- windmolen
- windmotor
- windplank
- windpokken
- windreep
- windrichting
- windroer
- windroos
- windschade
- windschut
- windsel
- windsnelheid
- windspaak
- windspil
- windstil
- windstilte
- windstoel
- windstoot
- windstreek
- windvaan
- windvang
- windvijzelmolen
- windvlaag
- windvleugel
- windwaarts
- windwatermolen
- windwijzer
- windzak
- windzijde
- Winfried
- wingerd
- wingerden
- wingewest
- Winjewanje
- winkel
- winkelbank
- winkelbediende
- winkeldochter
- winkelen
- winkelhaak
- winkelhouder
- winkelhuis
- winkelier
- winkelinventaris
- winkeljongen
- winkeljuffrouw
- winkelkaart
- winkelkast
- winkelknecht
- winkellade
- winkelmeisje
- winkelmerk
- winkelnering
- winkelopstand
- winkelpand
- winkelprijs
- winkelraam
- winkelsluiting
- winkelstand
- winkelvereniging
- winkelwaar
- winkelzaak
- winket
- winnaar
- winnen
- winner
- winplaats
- winst
- winst- en verliesrekening
- winstaandeel
- winstbejag
- winstbewijs
- winstgevend
- winstmarge
- winter
- winteraardappel
- winterachtig
- winterappel
- winteravond
- winterbed
- winterbloeister
- winterboei
- wintercursus
- winterdag
- winterdienst
- winterdijk
- winteren
- wintergast
- wintergenoegen
- wintergerst
- wintergezicht
- wintergoed
- wintergraan
- wintergroen
- wintergroente