Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie W
- werelds
- wereldschokkend
- wereldsgezind
- wereldslag
- wereldslang
- wereldsmart
- wereldspil
- wereldstad v. wereldsteden (een stad, die als ’t ware een wereld is; reusachtige stad, bezocht door mensen uit alle oorden der wereld): de wereldstad Parijs
- wereldstelsel o. wereldstelsels (het samenstel van het heelal)
- wereldstreek v. wereldstreken (lucht-, landstreek)
- wereldtaal
- wereldtentoonstelling
- wereldtoneel o. (de wereld, gedacht, voorgesteld als een toneel)
- wereldverkeer
- wereldvrede
- wereldwijs
- wereldwonder
- wereldzee
- weren
- werf
- werfbrief
- werfdepot
- werfgeld
- werfofficier
- werftrom
- wergaren
- wering
- werk
- werkbaas
- werkbank
- werkbij
- werkbui
- werkdadig
- werkdag
- werkdoosje
- werkelijk
- werkelijkheid
- werkeloos
- werken
- werkend
- werker
- werkezel
- werkgast
- werkgeest
- werkgever
- werkhuis
- werking
- werkinrichting
- werkkamer
- werkklok
- werkkracht
- werkkring
- werkliedenvereniging
- werklijst v. werklijsten (lijst, waarop genoteerd worden: de verrichte werkzaamheden, de namen der werklieden, het aantal werkdagen, het verdiende loon enz.)
- werkloon
- werkloos
- werkloosheid
- werkman
- werkmandje
- werkmanskaart
- werkmanstrein
- werkmeid
- werkmier
- werknemer
- werkpaard
- werkplaats
- werkplan
- werkrechter m. werkrechters, lid van de werkrechtersraad, m. werkrechtersraden België, thans ook, a r b e i d s g e r e c h t (goedemannenraad, zie ald.)
- werkspoor
- werkstaker
- werkstaking
- werkstellig
- werkster
- werkstoel
- werkstuk
- werktafel
- werktijd
- werktuig
- werktuigkennis
- werktuigkunde
- werktuigkundig
- werktuiglijk
- werkuur
- werkverruiming
- werkverschaffing
- werkvolk
- werkvrouw
- werkwijze
- werkwillige
- werkwinkel
- werkwoord
- werkwoordelijk
- werkzaam
- werkzaamheid
- werkzuster
- werpanker
- werpdraad
- werpen
- werpgaren
- werphout