Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- slender
- slendriaan
- slenk
- slenter
- slenteraar
- slenteren
- slentergang
- slepen
- slepend
- sleper
- slepersgilde
- sleperspaard
- sleperswagen
- slet
- sleter
- sleteren
- sletig
- slets
- sletsen
- sleuf
- sleunen
- sleur
- sleuren
- sleurwerk
- sleutel
- sleutelbeen
- sleutelbloem
- sleutelbos
- sleuteldrager
- sleutelgat
- sleutelgeld
- sleutelmacht
- sleutelmandje
- sleutelring
- sleutelschild
- Sleutelstad
- sleutelstuk
- slib, slibbe, slibber
- slibben
- slibberachtig
- slibberbaan
- slibberen
- slibberig
- slibberigheid
- slichten
- slidderen
- sliegeraar
- sliepuit
- slier
- slierasperge
- slierbaan
- slieren
- sliert
- sliet
- slij
- slijk, slik
- slijkbord
- slijkerig
- slijkgras
- slijkgronden
- slijkvis
- slijkvulkaan
- slijm
- slijmafdrijvend
- slijmberoerte
- slijmdiertje
- slijmerig
- slijmhoest
- slijmig
- slijmklier
- slijmoplossend
- slijmsuiker
- slijmvis
- slijmvlies
- slijp
- slijpbak
- slijpbord
- slijpen
- slijper
- slijperij
- slijpgeld
- slijpgereedschap
- slijpmolen
- slijpplank
- slijppoeder
- slijpsel
- slijpstaal
- slijpsteen
- slijtachtig
- slijtage
- slijtdag
- slijten
- slijter
- slijterij
- slijting
- slijtpap
- slik
- slikbord
- slikbron
- slikgeld
