Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- onlangs
- onledig
- onleesbaar
- onleeslijk
- onlekker
- onlesbaar
- onlijdbaar
- onlijdelijk
- onlogisch
- onloochenbaar
- onlust
- onmaatschappelijk
- onmacht
- onmachtig
- onmatig
- onmeedogend
- onmeetbaar
- onmens
- onmenselijk
- onmenskundig
- onmerkbaar
- onmetelijk
- onmiddellijk
- onmin
- onmisbaar
- onmiskenbaar
- onmogelijk
- onmogelijkheid
- onmondig
- onnadenkend
- onnaspeurbaar
- onnatuur
- onnatuurlijk
- onnatuurlijkheid
- onnauwkeurig
- onnederlands
- onneembaar
- onnet
- onnodig
- onnoembaar
- onnoemelijk
- onnozel
- onnozelaar(d)
- Onnozele-kinderen
- onnozelheid
- onnut
- onomasticon
- onomatopee
- onomstootbaar
- onomstotelijk
- onomwonden
- onontbeerlijk
- onooglijk
- onoordeelkundig
- onopgemaakt
- onopgemerkt
- onopgevoed
- onophoudelijk
- onoplosbaar
- onordelijk
- onovergankelijk
- onoverkomelijk
- onovertroffen
- onoverwin(ne)lijk
- onoverwinbaar
- onpaar
- onpaedagogisch
- onpartijdig
- onpas (te)
- onpasselijk
- onpeilbaar
- onpersoonlijk
- onplichtig
- onpractisch
- onraad
- onrecht
- onrechtmatig
- onrechtmatigheid
- onrechtvaardig
- onrechtvaardigheid
- onrechtzinnig
- onredelijk
- onredelijkheid
- onregelmatig
- onregelmatigheid
- onrein
- onrijm
- onroerend
- onrooms
- onrust
- onrustbarend
- onrustig
- onruststoker
- onrustzaaier
- ons
- onsamenhangend
- onschadelijk
- onschatbaar
- onscheidbaar
- onschendbaar
