Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie L
- los
- losbaar
- losbandig
- losbarsten
- losbarsting
- losbinden
- losbladig
- losbol
- losbranden
- losbreken
- losceel
- losgaan
- losgeld
- losgooien
- losheid
- loshoofd
- losjes
- loskomen
- loskop
- loskopen
- loslaten
- loslijvig
- loslippig
- loslopen
- losmaken
- losplaats
- losprijs
- losraken
- losrukken
- losrukken rukte los, heeft losgerukt; met een ruk losmaken; refl. zich losrukken
- löss
- losscheuren
- lossen
- Losser
- losspil
- losweg
- loszinnig
- lot
- loteling
- loten
- lotenlening
- loteren
- loterij
- loterijbriefje
- loterijlijst
- lotgenoot
- lotgeval
- loting
- lotje
- lotsbedeling
- lotsbestel
- lotsverwisseling
- lotto
- lotus
- lotusbloem
- loudspeaker
- Louis
- Louis dor
- loupe
- louter
- louteren
- loutre
- Louvre
- Louw
- Louwmaand
- loven
- lover
- loverdak
- loverhut
- lovertje
- loyaal
- loyaliteit
- lozen
- Lt. of Luit
- lub, lubbe
- Luc
- Lucas, Lukas
- lucht
- luchtaanval
- luchtbad
- luchtballon
- luchtband
- luchtbel
- luchtbescherming
- luchtbescherming v.; mil. maatregelen, handelingen, nodig om de burgerbevolking te beschermen tegen luchtaanvallen; beter: bescherming tegen aanvallen uit de lucht
- luchtbol
- luchtbol m. luchtbollen; luchtbal(lon)
- luchtcel
- luchtdicht
- luchtdienst
- luchtdruk
- luchten
- luchter
- luchtfoto
- luchtgat
- luchtgeest
- luchtgesteldheid
- luchtgevecht
- luchthart
- luchthartig
