Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie K
- komsomoller
- komst
- Kon
- konak
- kond
- kondé
- kondor
- kondschap
- kondschappen
- kondschapper
- konfijt
- konfijten
- konfilje
- kongeraal
- kongsi
- konijn
- konijnenberg
- konijnenfokkerij
- konijnenhok
- konijnenhol
- konijnenjacht
- konijnenkruid
- konijnenpluim
- konijnenteelt
- konijnenvangst
- konijnenvlees
- konijnenwarande
- konijnevel
- koning
- koningin
- koningin-moeder
- koningin-regentes
- koningin-weduwe
- koninginnedag
- koninginnenkroon
- koninginnenmantel
- koninginnepage
- koningsadelaar
- koningsappel
- koningsarend
- koningsblau
- koningsdag
- koningsgeel
- koningsgezind
- koningshof
- koningskaarsje
- koningskroon
- koningsmantel
- koningsschepter
- koningsslang
- koningsstang
- koningstijger
- koningsvaren
- koningswater
- koningszeer
- koninklijk
- koninkrijk
- konkel
- konkelaar
- konkelaarster
- konkelarij
- konkelboel
- konkelen
- konkelfoes, -fonkel
- konkelleen
- konserf
- konsolidatie
- konstabel, kontant(en)
- kontrent
- Konversationslexicon
- konvooi
- konzenielje
- koof
- koog
- kooi
- kooien
- kooihondje
- kooiker
- kooirecht
- kooivogel
- kook
- kookboek
- kookerwten
- kookhitte
- kookkachel
- kookketel
- kookkunst
- kookpan
- kookplaats
- kookpunt
- kooks
- kookschool
- kooksel
- kooktoestel
- kool
- kooldioxyde
- kooldruk
- koolhaas
- koolhydraat
- koolmees
