Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie G
- gelukken
- gelukkig
- gelukkigerwijs, gelukkigerwijze
- geluksbode
- geluksdag
- geluksgodin
- gelukskind
- geluksnummer
- gelukspop
- geluksstaat
- geluksster, geluksstar
- geluksteken
- gelukstelegram
- geluksvogel
- gelukszon
- gelukwens
- gelukwensen
- gelukzalig
- gelukzaligheid
- gelukzoeker
- gelusten
- geluw
- geluwen
- gemaakt
- gemaaktheid
- gemaal
- gemachtigde
- gemak
- gemakkelijk
- gemakkelijkheid
- gemakshalve
- gemakzucht
- gemalied
- gemalin
- gemanierd
- gemaniëreerd
- gemanteld
- gemar
- gemarineerd
- gemarmerd
- gemaskeerd
- gemaskerd
- gematigd
- gematigdheid
- gember
- gemberbier
- gemberstroop
- gemberthee
- gemeen
- gemeengoed
- gemeenheid
- gemeenlandshuis
- gemeenlijk
- gemeenplaats
- gemeenschap
- gemeenschappelijk
- gemeenslachtig
- gemeensman
- gemeente
- gemeentebegroting
- gemeentebelasting
- gemeentebestuur
- gemeentebouwmeester
- gemeentefonds
- gemeentefondsbelasting
- gemeentegrond
- gemeentehuis
- gemeentekas
- gemeentekorps
- gemeentelijk
- gemeentenaar
- gemeenteontvanger
- gemeentepolitie
- gemeenteraad
- gemeenteraadskiezer
- gemeenterecht
- gemeentereiniging
- gemeentereinigingsdienst
- gemeenteschool
- gemeentesecretaris
- gemeentetram
- gemeentewerf
- gemeentewet
- gemeentezaak
- gemeenteziekenhuis
- gemeenzaam
- gemeenzaamheid
- gemeld
- gemêleerd
- gemelijk
- gemelijkheid
- gemenebest
- gemengd
- gemengel
- gemenigheid
- gemeniteit
- gemerkt
- gemet
- gemeubileerd
- gemiddeld