Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie G
- gelijken
- gelijkend
- gelijkenis
- gelijkerwijze, gelijkerwijs
- gelijkgaan
- gelijkgestelde
- gelijkheid
- gelijkhoekig
- gelijkkloppen
- gelijkknippen
- gelijklastig
- gelijklopen
- gelijkluidend
- gelijkluidendheid
- gelijkmaken
- gelijkmatig
- gelijkmatigheid
- gelijkmiddelpuntig
- gelijkmoedig
- gelijkmoedigheid
- gelijknamig
- gelijkschaven
- gelijkscheren
- gelijkslachtig
- gelijksoortig
- gelijkstaan
- gelijkstandig
- gelijkstellen
- gelijkstelling
- gelijkstraats
- gelijkstrijken
- gelijkstroom
- gelijkteken
- gelijktijdig
- gelijktijdigheid
- gelijkvloeiend
- gelijkvloers
- gelijkvormig
- gelijkvormigheid
- gelijkwaardig
- gelijkzetten
- gelijkzijdig
- gelijkzijdigheid
- gelijnd
- gelik
- gelikt
- geliktheid
- gelletje
- gellig
- gelling
- gelobd
- geloei
- gelofelijk
- gelofte
- geloftefeest
- geloken
- gelokt
- geloof
- geloofbaar
- geloofbaarheid
- geloofsartikel
- geloofsbelijdenis
- geloofsbrief
- geloofsdaad
- geloofsgenoot
- geloofsgetuige
- geloofshaat
- geloofshalve
- geloofsleer
- geloofsprediker
- geloofspunt
- geloofsrechter
- geloofsregel
- geloofsstuk
- geloofsvertrouwen
- geloofsvervolging
- geloofsverzaker
- geloofsverzaking
- geloofsvrijheid
- geloofwaardig
- geloofwaardigheid
- geloven
- gelover
- gelovig
- gelovigezielen
- gelp, gelps
- gelubd
- geluchte
- geluchten
- gelui
- geluid
- geluiddicht
- geluidgevend
- geluidsfilm
- geluidsgolf
- geluidsleer
- geluimd
- geluipaard
- geluk
- gelukje