Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie V
- verfoeliesel
- verfomfaaien, verfommelen
- verfplant
- verfpoeder, verfpoeier
- verfpot
- verfraaien
- verfraaiing
- verfransen
- verfransing
- verfrissen
- verfrissend bn. (fris makend, verkoelend): een verfrissende drank; een verfrissende koelte, een verfrissend bad, opwekkend
- verfrissing
- verfrommelen
- verfstof
- verfwaren
- verfwinkel
- vergaan
- vergaarbak
- vergaarkom
- vergaderen
- vergadering
- vergaderplaats
- vergaderzaal
- vergallen
- vergalopperen, zich
- vergankelijk
- vergankelijkheid
- vergapen, zich
- vergaren
- vergassen
- vergasten
- vergauwen
- vergeeflijk, vergefelijk
- vergeefs
- vergeestelijken
- vergeet-mij-niet, vergeet-me-niet
- vergeetachtig
- vergeetal
- vergeetboek
- vergelden
- vergelder m. vergelders: de vergelder van het kwaad
- vergelding
- vergelijk
- vergelijkbaar
- vergelijken
- vergelijkend bn. (waarbij vergeleken wordt): een vergelijkend overzicht; een vergelijkend examen, vergelijkende taalkunde
- vergelijkenderwijze, vergelijkenderwijs
- vergelijking
- vergemakkelijken
- vergen
- vergenoegd
- vergenoegdheid
- vergenoegen
- vergenoeging
- vergetelheid
- vergeten
- vergeven
- vergevensgezind
- vergeving
- vergevorderd
- vergewissen
- vergezellen
- vergezelschappen
- vergezicht
- vergiet
- vergieten vergoot, h. vergoten (1 storten; doen stromen; 2 opnieuw gieten)
- vergiettest
- vergif, vergift
- vergiffenis
- vergiften
- vergiftenkast
- vergiftenleer
- vergiftig
- vergiftigen vergiftigde, h. vergiftigd (1 vergiftig maken, met vergift bestrijken, doormengen; door vergif doden; 2 fig. bederven, slecht maken)
- vergiftigheid
- Vergilius
- vergissen, zich
- vergissing
- vergisten vergistte, i. vergist (door gisting bederven)
- verglaassel
- verglazen
- verglazer
- verglimmen
- vergoddelijken
- vergoddelijking
- vergoden
- vergoeden vergoedde, h. vergoed (schadeloos stellen voor): iem. iets vergoeden; de reiskosten vergoeden
- vergoeding
- vergoelijken
- vergoelijking
- vergokken
- vergooien
- vergramd
- vergrammen
- vergrijp
- vergrijpen, zich
- vergrijzen vergrijsde, i. vergrijsd (grijs of grijzer worden)
- vergroeien
- vergrootglas
- vergroten