Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie P
- pijn
- pijnappel
- pijnbank
- pijnboom
- pijne
- pijnen
- pijnigen
- pijniger
- pijniging
- pijnlijk
- pijnloos
- pijnstillend
- pijp
- pijpaarde
- pijpbeen
- pijpbloem
- pijpedop
- pijpekop
- pijpekoter
- pijpeling
- pijpen
- pijpenbakker
- pijpenboor
- pijpenfabriek
- pijpenlade
- pijpenmand
- pijpenrek o. pijpenrekken (wandrekje met insnijdingen, om er pijpen bij de kop in op te hangen)
- pijpepeuter
- pijper
- pijperoer
- pijpesteel
- pijpewroeter
- pijpkaneel
- pijpkruid
- pijpwerk
- pijpzak
- pijpzwavel
- pijpzweer
- pijzel
- pik
- pikant
- pikanterie
- pikantig
- pikbroek
- pikdonker
- pikdraad
- piké
- pikelen
- pikeren
- piket
- piketpaal
- piketten
- pikeur
- pikhaak
- pikhaan
- pikhouweel
- pikkedillen
- pikkel
- pikkelen pikkelde, h. gepikkeld (Z.-N. hinken; gaan)
- pikken
- pikker
- pikoel
- pikoelan
- pikoelpaard
- pikollen
- pikzwart
- pil
- pilaar
- pilaarbijter
- pilaarheilige
- pilaster
- Pilatus
- pilau
- pillegift
- pillendoos
- pillendraaier
- pilo
- piloot
- pils, pilsner, pilsener
- piment
- pimentboom m. pimentbomen (een der verschillende pimentsoorten o.a. gecultiveerd op Jamaïca)
- pimentolie v. (etherische olie, uit piment)
- pimpanpoensje
- pimpel
- pimpelaar
- pimpelen
- pimpelmees
- pimpelpaars
- pimpernel
- pimpernoot
- pin
- pinacotheek
- pinakel
- pinang
- pinas
- pince-nez
- pincet
- pincher
- pinda
- pindachinees
