Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- hieraf
- hiërarch
- hiërarchie
- hiërarchiek, hiërarchisch
- hiëratisch
- hierbeneden
- hierbenevens
- hierbij, hier-
- hiernamaals
- hiernevens
- hiëroglyphe, hiëroglief
- hiëroglyphisch
- hierom
- hieromheen
- hieromtrent
- hieronder
- hierop
- hiërophant
- hierover
- hiertegen
- hiertegenover
- hiertoe
- hiertussen
- hieruit
- hiervan
- hiervoor
- hieuwen
- hieuwlijn
- High-church
- high-life
- hij
- hijgen
- hijlik
- hijliken
- hijlikmaker
- hijs
- hijsblok
- hijsen
- hijstouw
- hik
- hikken
- hil
- hilariteit
- Hildebrandslied
- hilt(e)
- Himalaya
- hinde
- hinder
- hinderen
- hinderlaag
- hinderlijk
- hindernis
- hinderpaal
- hinderwet
- Hindoe
- Hindoeïsme
- Hindostan
- hink-stap-sprong
- hinkaard
- hinke(le)pink
- hinkelen
- hinken
- hinniken
- Hinnomsdal
- hipocras
- hipp(o)
- hippelen
- hippen
- hippisch
- Hippocrates
- Hippocreen, Hippocrene
- hippodroom, hippodrome
- hippopotamus
- Hispanië
- hispanisme
- Hispanist
- histoire bataille
- histologie
- historicus
- historie
- historieel
- historiën, historiëren
- historiepenning
- historieprent
- historieschilder
- historieschrijver
- historiestuk
- historiograaf
- historisch
- hit
- hitsen
- hitsig
- hitte, hette
- hittegolf
- hittenwagen
- hittepetit
- hl
- hm
- ho
- hobbel
