Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie G
- gloednieuw
- gloeidraad
- gloeien
- gloeiend
- gloeiendheet
- gloeierig
- gloeihitte
- gloeiing
- gloeikousje
- gloeilamp
- gloeilicht
- glooi
- glooien
- glooiend
- glooiing
- glooiingshoek
- gloor
- glop
- gloren
- gloria
- glorie
- gloriekroon
- gloriëren
- glorierijk
- gloriëtte
- glorieus
- glorificatie
- gloriole
- gloriosa
- glos, glosse
- glossarium
- glosseren
- glottis
- Glück-auf
- glucose
- glui
- gluipen
- gluiper, gluiperd
- gluiperig
- gluips
- glunder
- glunderen
- gluren
- gluten
- glutenbrood
- glutine
- gluton
- gluurder
- gluurogen
- glycerine
- glycogeen
- glyphiek, glyptiek
- glyphographie
- glypten
- glyptotheek
- gnap
- gneis
- gniffelen
- gnoe
- gnome
- gnomisch
- gnomon
- gnoom
- gnosis
- gnosticisme
- gnostieken
- gnuiven
- go
- go(u)verno
- goal
- goalkeeper
- goalkick
- goalline
- goalpaal
- gobang
- gobbelen
- gobelin
- god
- God save the king (the queen)
- God wil het!
- Goddank
- goddelijk
- goddeloos
- goddeloosheid
- godendom
- godendrank
- godenleer
- godenschemering
- godenspijs
- godes, godesse
- godgans
- godganselijk
- godgeklaagd
- godgeleerd
- godgeleerdheid
- godgevallig
- godgewijd
- Godheid
- godin
- Godlof
