Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- dijkgraaf
- dijkheemraad
- dijkheemraadschap
- dijkheemraadschap o. (de waardigheid van heemraad; de gezamenlijke dijkheemroden)
- dijkleger
- dijkraad
- dijkrechten
- dijkschot
- dijkschouw
- dijkschouw v. (inspectie van een dijk of dijken)
- dijkslag
- dijkslag m. -slagen (gedeelte v. e. dijk door een ingeland te onderhouden); zie hoefslag
- dijkslasten
- dijkstaal
- dijkstoel
- dijkval
- dijn
- dijsel
- dijstuk
- dijzig
- dik
- dikbuik
- dikheid
- dikhuidig
- dikkerd
- dikkop
- dikmaals
- dikte
- dikwerf, dikwijls
- dikzak
- dilemma
- dilettant
- dilettantisme
- diligence
- diligent
- dille
- dilte
- diluviaal
- diluvium
- dimensie
- diminuendo
- diminueren
- diminutief
- dimmen
- dimorph
- dinar
- diner
- dineren
- ding
- ding-ding
- dingen
- dinges
- dingo
- dingsig
- dingsigheidje
- dingspel
- dingtaal
- dinosaurus
- dinotherium
- Dinsdag
- Dinsdags
- diocesaan
- diocese
- Diogenes
- Diomedes
- Dionysus
- dioptaas
- diopter
- dioptrica, dioptriek
- dioptrie
- diorama
- dioriet
- Dioscuren
- diphl(h)erie
- diphtheritis
- diphthong
- diploma
- diplomaat
- diplomatie
- diplomatiek
- diplomatisch
- diplomeren
- diplopie
- diptera
- diptiek
- direct
- directeur
- directeur-generaal
- directie
- directoire
- directoraat
- directrice
- dirigeerstok
- dirigent
- dirigeren
- dirk
- dirkjespeer
- dis
- disagio
- disc
