Fr. églantier v. Lat. acicula = naaldje;
1. m. egelantiers, egelantieren (wilde rozelaar; Lat. rosa rubiginosa);
2. v. (naam van rederijkerskamers inz. van de 17e eeuwse A’damse „In liefde bloeyend”): het blazoen van de egelantier was een gekruisigde Christus in een egelantier.