v. -schroeven (vroeger pijnigingsmiddel: schroef, waarmede men iems.
duim vastklemt): zegsw. iem. de -schroeven aanleggen (of: aanzetten), hem deerlijk in ’t nauw brengen inz. met vragen;
-stok, m. -stokken ([timmermans]maatstok, verdeeld in duimen bet. 4).