Gepubliceerd op 11-11-2021

doodaf

betekenis & definitie

bn. (uitgeput van vermoeidheid); -akte, v. -n (doodattest);

-arm, bn. (zeer arm);
-attest, o. -en (akte van overlijden, attestatie de mor’te);
-bed, o. -bedden (sterfbed);
-bedaard, bn., bw. (in de hoogste mate bedaard);
-beeldeken, o. -s (Z.-N. doodprentje);
-bidder, m. -s, gew. (aanspreker): een gezicht hebben als een —, er bleek uitzien; -bijten, de hond beet de rat —, h. haar doodgebeten (bijtend doden);
-blijven, hij bleef —, i. —gebleven (bij een gelegenheid omkomen; fig. zeer vasthoudend zijn): fig. hij blijft — op een halve cent, is aartsgierig; — op kleinigheden, vitten;
-bloeden, bloedde —, i. doodgebloed (sterven door verbloeding): hij zal nog —; fig. dat praatje zal wel —, geleidelijk vergeten worden; iets laten —, zorgen, dat iets geleidelijk vergeten wordt;
-boek, o. Z.-N. zegsw. iets in het-schrijven, vergeten; -brief, ook doodsbrief, v. -brieven (Z.-N. gedrukt bericht van iems. overlijden, dat tevens vermeldt de dag der begrafenis en de begrafenisplechtigheden; in N.-N. rouwbrief, zie ald.);
-bus, v. -bussen (urne; begrafenisfonds);
-doener, m. -s (machtspreuk; nietszeggend argument, dat verdere gedachtenwisseling afsnijdt): spreekwoorden als —s.

< >