Gepubliceerd op 11-11-2021

dief

betekenis & definitie

m. dieven (iem., die steelt): zegsw. de dood komt als een - in de nacht, hoogst onverwacht; elk is een - in zijn nering, ieder zoekt zijn voordeel, zelfs op slinkse wijze; de gelegenheid maakt den -, als de omstandigheden het stelen in de hand werken, wordt iem. allicht een dief; ook toegepast op ander kwaad; die eens steelt, is altijd een -, wanneer men eens iets misdreven heeft, wordt men er altijd op aangezien; bij verg. nog: een - aan de kaars, overbuigende vezel v. e. brandende pit, die het vet doet aflopen.

< >