Gepubliceerd op 11-11-2021

blok

betekenis & definitie

o. blokken (1 boomschacht; 2 stuk hout of metaal, als onderstel dienende of waarop men bepaalde handelingen verricht; 3 offerbus; 4 een groot min of meer regelmatig stuk hout, steen, metaal enz.; 5 scheepst. katrol; 6 een aantal bijeen- of aaneengebouwde huizen; 7 politieke partijen van verschillende richting, aaneengesloten om een meerderheid te vormen; 8 een afzonderlijk deel v. e. bouw- of weiland, v. e. spoorlijn; 9 houten straftuig, aan been of hals, vero.; pootkluister van paarden en koeien; 10 Z.-N. klomp):

1. het blok van de eik;
2. het blok van het aanbeeld; kapblok;
3. offerblok;
4. een blok marmer; het blokje v. e. kalender, scheurblaadjes;
5. een blok dient o. a. om het tuig vast te zetten;
6. een blok huizen;
7. een burgerlijk blok;
8. een blok land; de spoorlijn is bij het blokstelsel in blokken of baanvakken verdeeld;
9. in het blok sluiten; het paard loopt met een blok aan het been; een blok aan het been, fig. lastpost; een blok aan het been hebben, a) niet vrij in zijn handelingen, b) getrouwd zijn;
10. blokken maken; nog: Z.-N. als 1e lid van samenst. = groot, dik, lomp.

< >