v. biezen (1 dun, lang opgroeiend oevergewas; Lat. scirpus; 2 een enkele steel dezer plant; 3 boordsel, dunne streep inz. op een broeknaad; 4 smalle, rechte versieringslijn):
1. de veenbies, de waterbies of rus, de mattenbies;
2. de biezen van de stoelmat lieten los;
3. een rode bies op de broeknaad; opslagen met rode biezen;
4. het frame was met fijne gele biesjes afgezet; nog: zegsw. zijn biezen pakken, zich uit de voeten maken.