Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Delfzijl

betekenis & definitie

Delfzijl - gemeente in de prov. Groningen; bestaat uit de stad, Farmsum, Geefsweer, Weiwerd, Heveskes, Oterdum, Amsweer, Meedhuizen, Biesum en Uitwierde.

Ca. 9700 inw., waarvan ca. 5500 Ned. Hervormd, 1300 Geref., 300 Kath., 125 Isr., en 2250 onkerkelijken. Opp. 4665 ha.

Tegenover het agrarisch gedeelte staat het commercieel-industrieele gedeelte der stedelijke nederzetting, die door zijn haven verschillende daarmee samenhangende bedrijven zag ontstaan, als scheepsbouw (80 arb.) en houtzagerijen (75 arb.). In het havenbedrijf vinden 300 personen werk. Ingevoerd worden: steenkolen, hout, chilisalpeter, ruwe phosphaat, kalizout, kalksalpeter, zwavelzure ammoniak en cement. Uitgevoerd worden: cokes, ijzeraarde, stroocarton, stroo, aardappelmeel. De aanleg van den Noord-Ooster Locaalspoorweg (1910), den stoomtramweg Oostelijk-Groningen (1922) en den Woldjerspoorweg (1929) hebben de verbindingen met het achterland bevorderd.

De eerste is echter sedert Mei 1931 gedeeltelijk buiten exploitatie. Wekelijksche wachtdiensten worden onderhouden van Groningen-Delfzijl op Hamburg en Bremen; een dagelijksche passagiers- en goederendienst verbindt Delfzijl met Emden, terwijl in den zomer een geregelde dienst op Borkum wordt ingesteld. Plannen om Delfzijl tot een zeebadplaats te maken, kregen nog slechts een begin van uitvoering.

Bekend is de zeevaartschool Abel Tasman, thans met een modern nieuw gebouw, waar jongelui worden opgeleid voor stuurman en machinist voor de groote en kleine vaart en voor radio-telegrafist. Het internaat der zeevaartschool bevindt zich op een in de haven liggend schip.

In het centrum der gemeente bevinden zich een Kath., een Ned. Herv., een Geref. en een Baptistenkerk, alsmede een synagoge, terwijl in Farmsum zich een Ned. Herv. kerk bevindt. Het interieur dezer kerk wordt veel bezocht om de beeldengroep der drie kerkhervormers Luther, Zwingli en Calvijn, de prachtig bewerkte grafzerk van jhr. Ripperda en een eveneens prachtig uitgevoerd doopvont. Op den zeedijk bevindt zich het loodsenmonument ter herinnering aan hen, die verdronken bij de uitoefening van hun bedrijf.

Geschiedenis.

In het midden der 13e eeuw had Delfzijl een geringe bevolking; uit de oudste tijden is weinig belangrijks bekend. In den nacht van 28 Mei 1501 veroverden de Groningers het fort Delfzijl, waaruit de tegenwoordige plaats ontstond; toen Alva het in 1568 ongeveer de tegenwoordige grootte gaf om een tegenwicht tegen het protestantsche Emden te hebben, maakte hij Delfzijl tot een stad en trok het dorp Farmsum binnen de wallen en grachten. Hij wilde zijn nieuwe schepping naar den oorlogsgod Marsberg noemen. De stad Groningen heeft echter een verderen uitgroei van Delfzijl kunnen beletten.

Rennenberg heeft in 1580 de vesting voor de Spanjaarden veroverd. Maurits nam ze in 1591 weer terug. De Ruijter bracht er in 1665 de W. Indische vloot in veiligheid, zooals in 1672 Amoud van Overbeek dat deed met een O.I. retourvloot.

In 1819 werden de havenwerken door het Rijk overgedragen aan de provincie, die ze weer aan de gemeente overdeed. In het jaar 1876 werden de wallen en vestingwerken gesloopt en de haven zoodanig verdiept, dat de commercieele opkomst van Delfzijl kon beginnen. In 1897 kwam het beheer der haven opnieuw bij het Rijk. Van 1901-’04 werd een kademuur van 229 m aangelegd, waarop spoorwegverbinding met de haven volgde.

In 1911 werd de provincie met het beheer der haven belast, die de dagelijksche werkzaamheden overdroeg aan een havencommissie. Eventueele baten worden voor haven verbetering aangewend. In 1927 kwamen de nieuwste havenwerken gereed, waardoor de plaats beschikt over een haven met een oppervlakte van 85½ ha en 860 m kade- en steigerruimte met stoom- en electrische kranen.

Nijenhuis.

< >