Coëfficiënt van wederzijdsche inductie - (natuur k.). Een stroomkring I is omgeven door een electromagnetisch veld H1; de vorm der krachtlijnen hangt slechts van den vorm van den stroomkring af. Een tweede stroomkring II, in de buurt geplaatst, wordt doorsneden door een krachtlijnenaantal, dat slechts bepaald wordt door zijn eigen vorm en zijn plaats t.o.v. kring I. Deze flux Ø12 neemt evenredig met de stroomsterkte in I toe: Ø12 = M12 I1 . Als II door een stroom doorloopen wordt, wordt de flux in I op analoge wijze geschreven: Ø21 = M21 I2. De twee factoren M12 en M21 zijn noodzakelijk gelijk, omdat de beide flux slechts afhangen van den vorm en den onderlingen stand van beide stroomkringen. M. is de coëfficiënt van wederzijdsche inductie der twee stroomkringen; het is een zuiver meetkundige grootheid. Zijn eenheid noemt men in het cmgr-sec-stelsel „een centimeter”, de practische eenheid is de henry = 109 cm.
De Smedt.