de wet van gelijkheid van a. en r., d.i. van werking en tegenwerking (3e wet van Newton). Indien een lichaam zekere krachtswerking op een ander lichaam uitoefent, is het gevolg daarvan, dat dit andere lichaam eveneens een krachtswerking ontplooit.
Deze laatste is aan de eerste quantitatief gelijk en tegengesteld. Het bewijs van deze wet steunt meer op de algemeen geldig gebleken toepassing dan wel op een directe waarneming. Het bestaan eener reactie leert echter reeds de rechtstreeksche waarneming: trekken wij met de hand een zwaar voorwerp naar ons toe, dan ondervinden wij in de hand een trekking in tegengestelde richting; slaan wij met de hand op tafel, dan ondervinden wij in de hand den terugslag van de tafel; plaatsen wij ons op een bascule met een tamelijk zwaar voorwerp in de hand en heffen wij dit plotseling omhoog, dan zal de bascule verder doorslaan. Het omgekeerde geschiedt indien wij, nadat het evenwicht hersteld is, het voorwerp plotseling laten zakken.L i t.: H. Geiger en K. Scheel, Handbuch der Physik (V Berlijn 1927); A. Berliner en K. Scheel, Physikalisches Handwörterbuch (89); Grimschl, Lehrbuch der Physik (I Leipzig 1929).
A. Mulder.