1. bn. en bw. van, eigen aan, afkomstig van, uit, behorend tot, betreffende Zeeland: de -e klederdracht; Cats behoorde tot de -e dichterkring die in de 17de eeuw te Middelburg bestond; een -e rijksdaalder was ƒ 2,60; goed -, goed rond [zoals de Zeeuwen], goed, eerlijk.
2. o. Zeeuws dialekt.