(vər'zinkən)
I. (verzonk, verzonken)
1. (heeft) zo inslaan dat de koppen niet meer zichtbaar zijn : spijkers -.
2. (is) in de diepte zinken : een -de boot.
3. (is) verdiept raken : in gedachten verzonken.
II (verzinkte, heeft verzinkt) met (een laagje) zink overtrekken : ijzer -.