(vər’zet) o. (-je)
I. [zich → verzetten II 1]
1, Algm. tegenkanting, wederstand : een werkdadig, lijdelijk -; tegen de politie, tegen iets in komen; heimelijk, lijdelijk, openlijk tegen de overheerser.
2. Inz. protest : aantekenen tegen een getroffen maatregel; Recht. doen, een zaak waarin bij verstek is gevonnist, opnieuw aan dezelfde rechter onderwerpen.
II. [zich → verzetten II 2] afleiding, ontspanning, verpozing : tot wat wandelen; ik doe dit voor mijn -.