(ta'pijt) o. (-en)
1. Eig. het werken aan, vervaardigen van tapijten.
2. Metn. vervaardigd(e) tapijt(en).
3. Metf. [van 2] met kruissteek op een stramien aangebracht handwerk : de rug en de zitting van de stoel zijn met bekleed. Syn. tapisserie.