(rui'ne;rən) (ruïneerde, heeft geruïneerd)
1. Veroud. tot een ruïne maken.
2. Veroud. kapotmaken, verwoesten, vernielen : wordt thans nog in de volkstaal gebruikt als „reneweren".
3. het vermogen doen verliezen, tot armoede brengen : zijn verkwistende levenswijze zal hem -; geruïneerd worden, zijn: zich -.