m. (-en)
I. (ro:zən) Eig, krans van rozen gevlochten.
II. (rozən'krans) Metf. Kat.
1. gebedenreeks bestaande uit vijftienmaal een tientje of driemaal een rozenhoedje.
2. Bepk. rozenhoedje.
III. (rozən'krans) Metn. [van II] Kat. bidsnoer van koralen bij die gebeden gebruikt. Syn. paternoster.